
In de tijdloze stad Eternis, waar verleden, heden en toekomst naast elkaar bestaan, worden Eleanor en Adrian in een onmogelijke romance getrokken. Een paradox van de tijd scheidt hen, wat hun liefde op de proef stelt in een realiteit waar tijd zelf een veranderlijke, onbuigzame kracht is.
Eleanor zag Adrian voor het eerst op de binnenplaats van de Eeuwige Klok, zijn blauwe ogen glinsterend in het gereflecteerde licht van de tijdloze tandwielen die hen omringden. Hij was een nieuwkomer, een man uit het verleden die toevallig in Eternis was beland. Hun connectie was onmiddellijk, een vonk die de logica van de tijd tartte. Adrian, een man van de wetenschap, was gefascineerd door het paradoxale karakter van Eternis.
De stad was een puzzel, een raadsel dat zijn begrip van tijd en ruimte op de proef stelde. Maar naarmate hij dieper in haar geheimen dook, raakte hij meer gefascineerd door Eleanor, een vrouw die zo tijdloos leek als de stad zelf. Ze brachten hun dagen door met het verkennen van de stad en hun nachten onder de eindeloze sterren. Terwijl hun band dieper werd, groeide ook het mysterie van hun situatie.
Eleanor, geboren in Eternis, ervoer tijd op een andere manier. Voor haar was het verleden even tastbaar als het heden, de toekomst even helder als een zomerse dag. Adrian daarentegen was gebonden aan zijn lineaire tijdsbeleving. Op een dag, in het mistige rijk van de stad, leidde Eleanor Adrian naar een afgelegen plek.
Daar onthulde ze een geheim dat ze verborgen had gehouden: een visioen van hun toekomst. Een toekomst waarin Adrian niet meer bij haar was. Het was een toekomst die hij niet kon zien, een toekomst die vanuit zijn lineaire perspectief onmogelijk leek. Adrians gedachten draaiden in het rond door de implicaties.
Hoe kon hij van Eleanor houden als hun ervaringen van tijd zo fundamenteel verschillend waren? Hoe kon hij zijn lineaire bestaan verzoenen met haar tijdloze leven? De gedachte aan hun onvermijdelijke scheiding was ondraaglijk. Hij voelde een grote kloof tussen hen groeien, een kloof die de tijd zelf leek te hebben gegraven.
Toch raakte Eleanor, met haar tijdloze hart, niet in de put. Ze keek naar Adrian, haar blik gevuld met een liefde die de tijd overstijgt. 'Adrian,' zei ze, 'in Eternis zijn alle tijden nu. Onze liefde wordt niet beperkt door het verleden, heden of de toekomst.
Ze bestaat, net als wij, buiten de tijd.'
Adrian worstelde met de woorden van Eleanor. Als man van de wetenschap zocht hij naar logica en rede. Maar terwijl hij in Eleanor’s ogen keek, wist hij dat hun liefde zulke beperkingen tartte. Hij realiseerde zich dat in Eternis, en in Eleanor's hart, tijd geen lijn was, maar een tapijt, ingewikkeld en met elkaar verweven.
Met een nieuw begrip omarmde Adrian Eleanor. Hun liefde, besefte hij, was geen gevangene van de tijd, maar een bewijs van de oneindige mogelijkheden ervan. Zelfs al kon hij hun toekomst niet zien, hij wist dat die bestond in het tijdloze weefsel van Eternis, in het hart van de vrouw van wie hij hield. In de stad waar alle tijden nu waren, vonden Eleanor en Adrian een liefde die de logica tartte, een liefde die hun paradoxale bestaan overbruggde.
Hun harten, door de tijd geweven, waren een bewijs voor de stad Eternis, een bewijs van een liefde die de grenzen van de tijd overstijgt.