
Op 24 juli 2025 bereikte het internationale klimaatbeleid een cruciaal keerpunt, toen het hoogste gerechtshof van de Verenigde Naties begon met het overwegen van de verantwoordelijkheden die landen hebben in de bestrijding van klimaatverandering. Deze stap volgt op jarenlange volhardende pleidooien van kleine eilandnaties, wiens bestaan ernstig bedreigd wordt door stijgende zeespiegels en extreme weersomstandigheden. Terwijl de wereld worstelt met toenemende klimaatgerelateerde crises—recentelijk nog met wijdverspreide verstoringen in de wereldwijde voedselprijzen door uitzonderlijke weersomstandigheden—markeert deze juridische mijlpaal een hernieuwde urgentie en hoop dat duidelijke wereldwijde verplichtingen kunnen leiden tot beter afdwingbare afspraken en gecoördineerde actie tegen klimaatverandering.
Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) staat op het punt om een baanbrekende adviesuitspraak te doen over de klimaatverplichtingen van landen, wat een belangrijke stap betekent in de internationale klimaatgovernance. Hoewel adviesuitspaken niet wettelijk bindend zijn, hebben ze een aanzienlijke impact en kunnen ze verduidelijken hoe het bestaande internationale recht—met inbegrip van mensenrechtenverdragen en milieukwesties—toepasbaar is op de klimaatcrisis. Deze beslissing volgt op intensieve lobbyactiviteiten door landen die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, zoals laaggelegen eilandstaten, en benadrukt de gezamenlijke vraag naar sterkere bescherming en verantwoordingsplicht binnen de wereldgemeenschap [1].
Deze druk voor meer verantwoordingsplicht komt te midden van steeds ernstiger waarschuwingen van wetenschappers en onderzoekers. Meerdere regio's over de hele wereld ervaren scherpe schokken in voedselprijzen die rechtstreeks verband houden met extreme weersomstandigheden, wat de oogsten en de voedselzekerheid bedreigt. Volgens recent onderzoek, als er geen netto-uitstoot van broeikasgassen wordt bereikt, zullen deze verstoringen waarschijnlijk nog ernstiger worden, wat de druk op reeds kwetsbare bevolkingsgroepen zal vergroten [2]. De timing van de besprekingen van het ICJ weerspiegelt daarom een breder besef dat actie niet kan wachten, aangezien de gevolgen van inactiviteit niet langer abstract zijn, maar dagelijks voelbaar zijn.
Tegelijkertijd hebben de internationale klimaatonderhandelingen met tegenwind te maken, vooral door verschuivende geopolitieke dynamieken. De voortdurende terugtrekking van de Verenigde Staten uit de multilaterale klimaatleiderschap heeft andere landen gedwongen om nieuwe strategieën en allianties te zoeken. Ondanks deze uitdagingen verdubbelen veel regeringen en organisaties hun inspanningen om ambitieuze doelen te stellen en eerdere verplichtingen na te komen. De roep om de komende COP30-top te laten verschuiven van het opstellen van nieuwe beloften naar het behalen van de reeds vastgestelde doelen groeit, waarbij uitvoering en verificatie cruciaal zijn voor het realiseren van betekenisvolle vooruitgang [3].
Tegen deze complexe achtergrond biedt de betrokkenheid van het ICJ een sprankje hoop. Door mogelijk de verplichtingen van staten te verduidelijken, zou de mening van het hof het moeilijker kunnen maken voor een land om zijn verantwoordelijkheden te ontlopen—vooral nu de wereldwijde publieke opinie zich steeds meer verankert rond de noodzaak voor dringende actie. De hoop is dat dit mijlpaalmoment, gedreven door degenen die het meest risico lopen, landen zal aanmoedigen tot hernieuwde samenwerking en consistenter uitvoering van klimaatbeleid. De wereld wacht nu op de richtlijnen van het hof, die kunnen helpen een nieuw hoofdstuk van duidelijkere, collectieve internationale betrokkenheid te openen [1].